De meeste duiven deugen

 

25-06-2020

(Dit gelooft geen hond*)

De wereld om ons heen verandert doorlopend. Sommige veranderingen zijn schokkend, andere hebben we pas door in een vergevorderd stadium, als de impact ervan over ons heen rolt. De titel van dit verhaal is ontleend aan de titel van het boek van Rutger Bregman “De meeste mensen deugen”.

Als er één boek is dat je leert niet alles wat er beweerd of geschreven wordt klakkeloos over te nemen dan is het wel dit boek. Met talloze voorbeelden en onderzoekjes zwemt hij tegen de stroom in en door gewoon niet alles direct aan te nemen komt hij tot verassende en eenvoudige “nieuwe” ideeën en verklaringen, die, terwijl het er in eerste instantie niet op lijkt, toch valide en realistisch zijn. Bovendien maakt hij de “modegevoeligheid” van bestaande meningen en opvattingen op pijnlijke wijze zichtbaar. Als je de strekking van dit boek afzet tegen vigerende meningen, opinies en wetten binnen de duivensport dan merk je dat daar heel wat heilige huisjes zijn, die je met gemak omver kan halen.

Maar dat gaan we nu niet doen!

Op u-tube zag ik een filmpje over Gerard Koopman waarin hij duidelijk maakt waar hij op let. En dat is heel nuchter: prestatie, prestatie en nog eens prestatie, vooral van de duif zelf, maar ook prestaties van directe familieleden. Hij draait het om en zegt: een duif die hard vliegt, moet wel goed gebouwd zijn of een goed oog hebben of wat dan ook. Draai je wat hij zegt om, en dat is wat duivenliefhebbers doen, dan klopt er helemaal niks meer van. Want als elke goed gebouwde duif met een goed oog, hard vliegt, dan komen we prijzen te kort!

Met dit voorbeeld in het achterhoofd, hoeven we verder niets te weten en kunnen we gaan kijken naar andere ook belangrijke zaken. Goede duiven, daar komen we pas achteraf achter.

De goede duiven zullen zich melden!!

Succes op de vluchten is afhankelijk van de regel van 7 : (Dave Shewmaker*)

  1. Geluk                              Geen invloed
  2. Gezondheid                   wel/niet
  3. Brandstof                       wel/niet 

 4. Conditie                           wel/niet

  1. Training                          wel/niet
  2. Motivatie                        wel/niet
  3. Kwaliteit van de duif    Genetica.

Zoals je weet is een beetje geluk nooit weg, maar we hebben er alleen zelf geen invloed op. De andere 6 daar hebben we wel invloed op. Als je kijkt naar 2 tot en met 6 kun je steeds een stapje verder naar succes als je “niet” kunt doorstrepen. Dus met wel gezondheid en wel voldoende brandstof aan boord kun je verder. De nummers 2 tot en met 6 zijn voorwaarden voor succes en die kun je in de voorbereiding naar een vlucht toe beïnvloeden. Dat is de taak van de duivencoach of liefhebber. Daar ontdekken we de kwaliteit van de liefhebber Doe je dit allemaal goed dan zal de kwaliteit van de duif (7) de doorslag moeten geven.

Als een duif geen kwaliteit heeft houdt alles op. Dan kun je eraan doen wat je wilt maar het zal niet baten.

Achter kwaliteit van de duif staat “Genetica”, omdat je in de voorbereiding van de vlucht de kwaliteit van de duif niet meer kunt beïnvloeden. Dat kan alleen voordat de duif geboren wordt en daar is het waar de meeste winst te behalen valt. Spelsystemen, trainingsmethoden en voedingsschema’s zijn zeker belangrijk, maar als je het afzet tegen de genetica is dat peanuts.

Goede voetbalschoenen maken nog geen topvoetballer.

Die voorbereiding vindt dus veel eerder plaats en dat resultaat bepaalt het level waar je in speelt. Variërend van het eerste tot het laatste blad van de uitslag van een vlucht.

Probleem bij de gemiddelde kwaliteit van duiven is het volgende:  “de meeste duiven deugen”

De gemiddelde kwaliteit is de laatste 30 jaar enorm gestegen. Waar een meerdaagse fondvlucht vroeger een week kon openstaan is het tegenwoordig op dag 2 of 3 altijd wel gebeurd. Gemiddeld genomen vliegen onze duiven steeds sterker. (ook door de betere voorbereidingen)

Nieuw probleem is dus: we komen er niet meer met een gewoon goede duif. Het is natuurlijk wel leuk voor je prijspercentage, maar als je echt in de top mee wilt doen heb je duiven nodig die gewoon beter zijn. Om die te fokken (echte goeden, zijn niet gauw te koop (of heel duur) moet je continu bezig zijn met selectie. Nu hoor ik je al denken: “nou, die van der Walle is mal, vlak voor de vluchten beginnen, begint hij al te zeuren over selectie. Dat doe je toch na de vluchten, als je weet wat je duiven in de praktijk waard zijn!

Dat klopt gedeeltelijk, want er zijn twee soorten selectie. Je hebt negatieve- en positieve selectie. En inderdaad, negatieve selectie doe je na de vluchten en voor de rui.

Positieve selectie doe je nu!! Ja, dit stukje van de blog vinden Piet de vogel en kornuiten waarschijnlijk minder leuk, maar nu (als alle veilingsites leeg zijn) is de tijd. Kijk maar:

We hebben allemaal drie rondes gefokt en zo net voor de jonge duivenvluchten puilen alle hokken uit. We hebben allemaal duiven teveel en goede duiven te weinig en de meeste duiven deugen, want anders lieten we ze niet zitten!

Positieve selectie kun je doen door duiven van elders bij te halen. Als iemand nu een echt goed kweekkoppel heeft zitten en hij heeft er zelf 3 rondes van, dan is het wel eens mogelijk iets goeds te kopen. Later als er weer veel jongen zijn weggebleven wordt het meteen weer moeilijker.

Maar veel liever doe ik aan positieve selectie op eigen hok. “Koop in den vreemde niet wat eigen hok u biedt” En ik hoor je weer denken: “hè, kan dat ook al ?l” Ja...dat kan! En om het wat duidelijker te maken zal ik twee voorbeelden op eigen hok geven:

Een kweekkoppel zit al zeven jaar bij elkaar. Waarom? Omdat ze gemiddeld per jaar wel één goede geven en ook wel eens een topper. Daarom durf ik niet te veranderen. Dit jaar begint de 10 jaar oude duivin wat te haperen (onbevruchte eieren of soms maar 1 ei). Dus zet ik de doffer, in het naseizoen, op een dochter van hem, die in de kruising met een doffer van andere stam zeer goed lijkt te geven. Deze jongen gaan naar het kweekhok. Die doffer van die andere stam, koppel ik aan een paar duivinnen uit die andere stam, die ook goed lijken te geven. In korte tijd fok ik 12 jongen van hem voor dezelfde kruising. Ze gaan ook naar het kweekhok. (er valt altijd weer veel af) Het geweldig leuke van positieve selectie op eigen hok is, dat je werkt met duiven die je goed kent! Je bent niet afhankelijk van anderen en als je het niet te moeilijk vindt terug te komen op foute beslissingen en jezelf niet voor de gek houdt, worden fouten uit het verleden ook weer rechtgezet door negatieve selectie in de toekomst. Zo blijf je in balans en wordt door genetica en selectie de kwaliteit op je hok beter.

(Zie je wel*)

©Ton v.d. Walle. Beerta